Jean Tinguely is vooral bekend door zijn kinetische kunstwerken. Hij maakte deel uit van het Nouveau Réalisme,een Franse kunststroming, verwant aan de Pop-art-beweging en was een goede vriend van Yves Klein en Daniel Spoerri en Marcel Duchamp. De invloed van het Franse dadaïsme is duidelijk voelbaar in zijn werk.
In 1955 ontmoette hij de Franse beeldhouwster Niki de Saint Phalle die hem vroeg een onderdeel te lassen voor een van een van haar werken. Hij werkte en woonde vanaf eind 1960 met haar samen en produceerde vanaf 1961 gezamenlijk werk.Hij huwde Niki op 13 juli 1971.
Zijn kinetische kunst (Métamatics) heeft als voornaamste thema: de beweging. De installaties van Jean Tinguely komen zowel door motoren, als automatisch in beweging, bijvoorbeeld door de wind. Sommige van zijn sculpturen waaronder enkele zelfvernietigende machines waren voorbestemd om in de loop der tijd verandering te ondergaan. Zijn bewegende en veranderende machines waren een uitdrukking van zijn overtuiging dat de essentie van zowel het leven als de kunst bestaat uit continue verandering, beweging, en instabiliteit. Zijn nutteloze machines kunnen daarnaast worden opgevat als karikaturen van en kritieken op de mechanische wereld, het technologische systeem, en het geloof in de technologische vooruitgang.
Keith Haring i1958-1990) is geboren en opgegroeid op in Kutztown, een dorpje in Pennsylvania. Hij begon op zeer jonge leeftijd met tekenen. Dit kwam naar eigen zeggen door zijn vader, een striptekenaar. Vanaf toen wist hij dat ook hij strips wilde tekenen, en zo karakters in verhalen tot leven brengen. Hij ontdekte de moderne kunst voor het eerst toen hij het ‘Modern Museum of art’ bezocht in Washington DC. Nadat Keith zijn high school had doorlopen, ging hij naar een kunstschool in Pittsburgh, Pennsylvania.
Keith debuteerde als beeldend kunstenaar in de Subway van New York. Lege, niet-verhuurde reclamepanelen fleurde hij op met graffiti: vliegende schotels, blaffende honden, kruipende baby’s en hybride figuren waren zijn thema’s. Harings werken muntten uit door hun virtuositeit en de kracht van zijn bijzonder beeldend vermogen. Zijn talent werd echter snel opgemerkt en erkend. Zo ruilde hij ook vlug het illegale circuit van de Subways voor het gelegitimeerde en lucratievere kunstcircuit. De kunstmarkt zag brood in zijn gedrevenheid en zijn creativiteit. Die overstap zou hem echter niet beletten de openbaarheid van de straat als werkterrein te behouden. Iedereen, rijk of arm moest kunst kunnen zien en smaken, bleef zijn motto.
Haring tekende en schilderde op een vlotte snelle wijze op elke drager, op elk oppervlak, zonder voorbereidende schets. Hij decoreerde omzeggens het ganse vlak met hybriden, veelarmige monsters, hectische figuurtjes, blaffende honden, babyfiguurtjes, in dikke contouren getekend, vaak over mekaar struikelend of tot een kluwen verwezen. Zijn stijl is zowel schatplichtig aan Disney als aan de virtuoze snelheid van de Oosterse kalligrafie.
Hij exposeerde in 1982 met schilderijen, beelden, beschilderde stukken doek en on-site werk, in Galerie Shafrazi. De belangstelling was groot. In de jaren hierna exposeerde hij wereldwijd. Haring maakte ook veel decoratieve kunst, bijvoorbeeld op vazen en. Betaalbare producten voor een brede doelgroep verkocht hij in zijn eigen winkels in New York en Tokio ;’The Pop Shop. In 1985 versierde hij het lichaam van zangeres Grace Jones… The Pop Shop bleef tot 2005 als winkel bestaan in New York. Nu bestaat de shop enkel online en er worden nog regelmatig nieuwe producten uitgebracht.
Keith Haring werd in 1988 gediagnosticeerd met AIDS en stierf in 1990. In 1989 richtte hij de Keith Haring Foundation op om organisaties en onderzoek op gebied van AIDS te ondersteunen en hiervoor zijn werk blijvend beschikbaar te maken en uit te baten. Hij werd 31 jaar. De laatste jaren van zijn leven werd hij omschreven als zijnde een kunstenaar met de allures van een popster. Overal waar hij kwam werd hij omstuwd door fans die om een tekening smeekten. Keith Haring geeft die graag. Zijn motto bleef dan ook altijd’ kunst is voor iedereen’. Haring gebruikte zijn populariteit en naambekendheid om zijn boodschap van vrijheid en gelijkheid te verspreiden. Met zijn ideeën wou hij de geest van de mensen verruimen en niet vernauwen.
De figuratieve expressionistische kunstenaar en schilder Joel Kass werd in 1937 geboren te Warschau, Polen, in de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. Zijn vroege traumatische herinneringen hebben zijn leven aanzienlijk beïnvloed, evenals de stijl en onderwerpen van zijn kunstwerken. Hij ontsnapte op 5-jarige leeftijd met zijn moeder uit het getto van Warschau en na drie jaar overleven in door cholera geteisterde vluchtelingenkampen keerden ze terug naar het gebroken Polen. Een paar jaar later emigreerden ze naar Israël.
De eerste ontmoeting die Kass met kunst had, was via literatuur. Hij vond een verlaten boekenbibliotheek die door een Amerikaanse filantroop was geschonken aan de kibboets waar hij toen woonde en werkte, nog als tiener. Hij leerde zichzelf lezen en verslond elk boek dat hij te pakken kon krijgen.
Publicatie van Marcel Van Jole
Op een dag ging Kass naar een naburige kibboets, Afikim, waar een volkomen onverwachte ontmoeting zijn leven voor altijd veranderde. Hij ontmoette zijn overleden vriend en mentor, schilder Leo Roth , die zijn talent ontdekte en hem onder zijn hoede nam. Het is meester Roth die de meest invloedrijke schilder is geweest die een groot deel van het vroege artistieke genre van Joel Kass vorm heeft gegeven.
Na zijn dienst bij de IDF verhuisde Kassnaar Europa om een carrière als schilder na te streven. Hij nam een boot van Haifa naar Italië, waar Kass zich inschreef aan de Scuola Internazionale Studi d’Arte del Mosaico e dell’Affresco in Ravenna , gevolgd door studies aan de École des Beaux-Arts in Parijs en de Central School of Arts and Crafts in Londen.
Als student zag Kass al vroeg succes en heeft hij geëxposeerd in veel van Europa’s meest gevierde galerieën. Enkele krantenartikelen uit deze tijd hebben de vele reizen nog overleefd en zijn op de Perspagina geplaatst .
Pas halverwege de dertig verliet Kass Europa om terug te gaan naar Israël, waar hij bleef wonen in zijn prachtige huis, omringd door schilderijen en sculpturen die je op deze website kunt bekijken https://www.joelkass.com/
Jacques Doucet werd geboren in 1924 in Boulogne-sur-Seine, Frankrijk, en overleed in maart 1994 in Parijs.
Hij ging naar het gymnasium in Parijs, schreef gedichten, maakte tekeningen en in 1942, in Saint-Benoit-sur-Loire, werd hij de vriend van de dichter Max Jacob, die hem aanmoedigde om te schilderen. Bij de Bevrijding studeerde hij enige tijd aan de academies van Montparnasse, maar gaf ze op om zichzelf te ontplooien tot wat hij echt als kunstenaar wou betekenen. In 1947 exposeerde hij op de “Europaiskola” in Boedapest, waar hij Corneille ontmoette en met deze laatste als tussenpersoon kon toetreden tot de Nederlandse experimentele groep “Reflex”. Na lid te zijn geweest van de beweging “Surréalisme revolutionaire Francais”, bracht hij in de “COBRA” groep enige variatie door met zijn eigen ideeën en de middelen om ze uit te drukken een andere wending te brengen in de benadering van de thematiek. Hij had regelmatig tentoonstellingen in Frankrijk, Italië, Nederland, Zweden en Denemarken.
fotocollectie Carlo Bonte
Zijn werken zijn te vinden in de musea voor moderne kunst van Parijs, Valence en Toulouse in Frankrijk, van Aalborg en Silkeborg in Denemarken, van Skopje in de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, van Mexico en van Stockholm in Zweden.
Jacques Vernest vatte zijn kunstenaarsloopbaan aan op zijn achttiende. Later werd hij docent aan het Hoger Architectuurinstituut van Gent. Woont in Deurle. Hij was tevens ontwerper bij gerenommeerde bedrijven als Knoll International Brussels en De Coene Kortrijk. In 1972 richtte hij studiebureau ‘V.D. Planning Team’ op, eerst in Brussel en later in Gent.
De digitalisering van onze cultuur had uiteraard ook gevolgen op het vlak van design en beeldende kunsten. Niet alleen werden ook de bestaande kunstdisciplines in toenemende mate gedigitaliseerd, maar ontstond er tevens een nieuwe of – beter uitgedrukt-vernieuwende kunstuiting en – beleving.
In deze vorm van avant-gardisme vond interieurarchitect Jacques Vernest (°1938) een nieuwe uitdaging Hij is een estheet en wandelende cultuurencyclopedie. Hij kwam beroepshalve meermaals in contact met de grootste designers van de 20ste eeuw en met zijn project DESIGN 20 wou hij met het plaatsen van hun revolutionaire meubelontwerpen in een surrealistisch decor in de eerste plaats een hommage brengen aan deze ‘vernieuwers’ van onze leefwereld.
Deze hommages zijn maar een greep uit wat de omvangrijke ‘designerwereld ’omvat want het is onmogelijk alle grote namen aan bod te laten komen in een tentoonstellingsruimte. Het digitaal getekend oeuvre van Jacques Vernest heeft een dubbele bodem. Naast een eigen spirituele benadering en interpretatie wil hij de kunstliefhebber op en subtiele manier wegwijs maken in het soms – ten onrechte als ondoorgrondbaar beschouwde – gedachtegoed van logisch en esthetisch denkende coryfeeën als Gropius, Breuer,Mies van der Rohe, Aalto, Jacobsen, Eames, Starck, Newson enz… die onze architectuur en ons interieur verademing brachten door hun strakke, vaak eenvoud uitstralende meubelontwerpen die zowel comfort als esthetiek nastreefden. Dit laatste wil hij dan ook benadrukken door een aantal meubelen door hun fysieke aanwezigheid in de expositieruimte in confrontatie te brengen met zijn werken. Op vlak van architectuur en cultuur is Jacques Vernest een purist en dit wil hij als kunstenaar ook doorgeven aan de nieuwe generatie. Kunst en design hoeven niet revolutionair of bombastisch te zijn. Eenvoud en creativiteit resulteren vaak in de meest onverwachte schoonheid van ziel en vorm. Een diepgaande culturele basis, het koesteren van een eigen levensbenadering en het bannen van overhaasting is volgens deze kunstenaar-filosoof de sleutel tot een harmonieus en gelukkig bestaan.
Jacques kwam beroepshalve vaak in contact met de grootste designers en beeldende kunstenaars van de 20ste eeuw. Daaruit vloeide een project ‘Design 20’ waar hij op de ‘Artiestenzolder’ van de gemeente Sint-Martens-Latem en in het Gentse Design Museum een hommage bracht aan de ‘vernieuwers’ van onze leefwereld. Hun revolutionaire ontwerpen plaatste hij in een surrealistisch decor in confrontatie met de originele zitmeubelen. Trailer: https://www.youtube.com/watch?v=j00AAhlDPgY.
Vernest koos voor digigrafie en werd vooral bekend voor zijn hommages aan de kunstenaars van de Twintigste Eeuw en zijn fascinerende bewondering en appreciatie voor het oeuvre van de Belgische kunstenaar Panamarenko.
Bertrand Lavier werd 1949 in Chatillon-sur-Seine in Frankrijk geboren. Hij woont en werkt nu in Parijs. Tuin- en landschapsarchitect van opleiding maar profileerde zich snel als installatiekunstenaar.
In 2012 had Lavier de eer om een grote overzichtstentoonstelling te houden in het Centre Georges Pompidou in Parijs. Hij heeft ook individuele tentoonstellingen gehad op locaties als onder meer het Musée Hermes in Rusland en het Museum voor Moderne Kunst in Saint- Etienne, Frankrijk.
Bertrand Lavier staat bekend om zijn bijzondere aanpak van uitbeelden, beeldhouwen en schilderen. Hij creërt ook werken die een weergave zijn van abstracte theorieën, evenals van de verbinding tussen het dagelijks leven en de kunst. Lavier staat ook bekend om het maken van ‘demonstraties’ voor zijn werk. Dit concept wil meestal de beelden die in de menselijke geest alledaags zijn, uitdagen, zowel om concrete als om abstracte redenen.
Het oeuvre van Bertrand Lavier is zeer bewust bedoeld om de vraag te stellen wat de hersenen als intelligent of artistiek beschouwen. Hij wil de kijker tot nadenken aanzetten omtrent creatieve expressie. Zo zijn enkele van zijn werken in het oog springende luxe meubelen met klassieke huishoudelijke apparaten.
(in Centre Pompidou)
Bertrand Lavier beschildert objecten. Belangrijke voorbeelden zijn een piano (Gabriel Gaveau, 1981), een koelkast (Westinghouse, 1981) of een auto (Mercedes 190, 1990). De werkelijkheid wordt afgebeeld door het af te beelden voorwerp te nemen en het in dezelfde kleur te beschilderen, met een expressionistische toets, door de kunstenaar zelf zijn touche Van Gogh genoemd. De objecten die Lavier met zijn gepersonaliseerde toets bedekt, krijgen daardoor niet alleen het statuut van een kunstwerk; tegelijk wordt het object gelijkgesteld aan zijn afbeelding. De afbeelding van de werkelijkheid kan alleen ontstaan door het origineel te bedekken, door het aan het oog te onttrekken en dus uiteindelijk te laten verdwijnen. Het is een eenvoudige handeling, die onmiddellijk een hele reeks vragen oproept, over de relatie tussen de werkelijkheid en haar afbeelding, het verschil tussen afbeelding en voorstelling, representatie en presentatie. maar vooral over de rol van de kunstenaar bij deze magische transformatie.
In de tweede helft van de jaren tachtig trachtte Lavier ook de beeldhouwkunst te ‘deconstrueren’. Zijn onderzoek beperkte zich tot het eeuwige probleem van de relatie tussen de sculptuur en haar sokkel, een probleem dat sinds Rodin en Brancusi door talrijke beeldhouwers, van de minimalisten tot Didier Vermeiren, op een geraffineerde en intelligente manier is benaderd. Laviers Brandt/Fichet-Bauche (1985), een koelkast van het merk Brandt op een brandkast van het merk Fichet-Bauche, of zijn Ikea/Zanussi (1986), een kleerkast op een diepvriezer. Met het tentoonstellen van zijn verongelukte Alfa Romeo maakt hij een synthese tussen Warhols Accidents en de compressies van César.
Hij maakt een parodie op de antropologische musea, waarin hij een slot uit het grootwarenhuis La Samaritaine hetzelfde statuut geeft als een slot van een Dogon huis uit Mali. Moraal van het verhaal: het enige verschil tussen ordinaire gebruiksvoorwerpen en waardevolle museumstukken is dat de eerste gerepareerd en de tweede gerestaureerd worden. Intrigerend zijn een reeks spiegels die hij begin jaren negentig met kleurloze acrylverf in grove toetsen (be)schilderde. Deze spiegels weerkaatsen nog wel het licht, maar niet het beeld.
Enkele decennia terug is een reeks op doek gereproduceerde foto’s van met krijt beschilderde vitrines, met straatnamen als titel. Zo is er Avenue Montaigne, Rue Louise Weiss, Rue Réamur en Rue du Faubourg Saint-Honoré (2000) niet toevallig straten met een belangrijk aantal kunstgaleries. Deze ‘gestuele’ schilderkunst van de ruitenwasser’, die formele gelijkenissen vertoont met de spontane’ drippings van Jackson Pollock, heeft geen artistieke pretentie. De brede strepen krijt hebben als enige functie de vitrine in voorbereiding aan het oog van de voorbijganger te onttrekken. Lavier geeft deze ‘schilderkunstige geste’ een artistiek statuut, waarbij de toeschouwer niet onmiddellijk beseft wat hij ziet; hij weet ook niet aan welke zijde van de vitrine hij zich bevindt, de zijde van de kunst of die van de werkelijkheid, de zijde van de maker of die van de beschouwer.
Eduardo Arroyo werd in 1937 in Madrid geboren en overleed er in 2018.
Zijn carrière is gevormd door zijn vroegere jaren als journalist en door op te groeien in het Spanje van generaal Franco. In 1958, 20 jaar oud, markeert hij zijn verzet tegen het Franco-regime, hij ontvlucht Spanje en gaat naar Parijs, waar hij tot 1982 woont. Daar, te midden van avant-gardistische experimenten met abstractie, begon hij te schilderen. De jonge man werd meteen aangetrokken door de kracht van het beeld.
Als geëngageerd kunstenaar en criticus, heeft hij de neiging de kunst te demystificeren met een picturale “speech” die hem verandert in een inspirerende persoonlijkheid van de verhalende figuratie, samen met kunstenaars als Valerio Adami, Erró, Peter Klasen en Gérard Schlosser.
De kunstenaar beschouwt schilderen met vaardigheid als een verhalenverteller. Hij ontleent woorden en beelden aan verschillende bronnen, waaronder advertenties en grafische ontwerpen. Eduardo Arroyo is vertegenwoordigd in de collecties van onder meer The Museum of Modern Art in New York, het Hirshhorn Museum in Washington D.C. en het Bilbao Fine Arts Museum.
Jozef, alias Joe Van Rossem werd geboren in 1940 in het Oost-Vlaamse Heusden. Hij was schilder, tekenaar en assemblagekunstenaar.
Van Rossem studeerde aan de Academie van Gent (1955-1962Zijn voorkeur ging zowel uit naar figuren en portretten als landschappen, stillevens en composities. Hij vestigde zich eerst in Sint-Martens-Latem, later in Merendree om uiteindelijk zijn stek te vinden in Hansbeke. Samen met Fons Roggeman, Dees De Bruyne, Henri Vandermoere, Martin Wallaert, Miel en Frans De Cauter behoorde Joe Van Rossem tot de volgelingen van de laatste groep van de ‘Latemse Kunstenaars’. De kunstrecensenten schreven toen over hem: “zijn werk is zwanger van symboliek” en “al zijn werken tonen een sterke persoonlijkheid en een zodanige zelfstandigheid dat hij moeilijk onder een bepaalde stijl te situeren is.” Hij benadert het meest het expressionisme, met zijn vervorming en zijn ingehouden kracht. Zijn talrijke zelfportretten die soms beangstigend en dramatisch lijken, verraden een introverte natuur, steeds op zoek naar zichzelf.
Joe Van Rossem was hedendaags en klassiek. Zijn totale oeuvre straalt de authenticiteit uit van iemand die kunst beoefende vanuit een innerlijke ontroering maar die daarbij nooit uit het oog verloor dat inhoud rijker wordt naarmate de vorm de volmaakte vertaling is van een onzegbare emotie. Hij verwoordde op fanatieke wijze zijn conceptuele visie door gebruik te maken van de modernste digitale mogelijkheden, wat uiteindelijk resulteerde in zijn schitterende zijden kleurdoeken.
Verschillende werken van Joe Van Rossem zijn opgenomen in privé collecties en musea in België (museum van Gent en Deinze, Brussel, gemeentehuis van Waregem en Nevele) maar zijn ook te vinden in Nederland, Frankrijk, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Japan, Australië en de Verenigde Staten. Hij werd ook opgenomen in het boek “100 zelfportretten” van uitgeverij Arcade en in “Twee eeuwen Signaturen van Belgische kunstenaars” van Art in Belgium. Joe Van Rossem was een ‘poëtische koorddanser’ die talloze doeken en geschriften achterliet en die veel te vroeg overleed op 22 november 2004 te Hansbeke/Nevele…
Kunstschilder Gustave de Smet was een van de centrale figuren van het Vlaams expressionisme. Andere Vlaams expressionisten in Latem en Deurle waren onder meer Constant Permeke en Frits van de Berghe. Zij stonden in hun schilderstijl dicht bij het werk van de Duitse expressionisten.
In het oeuvre van De Smet vindt in de periode tussen 1914 en 1922 een belangrijke stijlontwikkeling plaats. Aanvankelijk schilderde De Smet net als de meeste kunstenaars uit zijn omgeving, onder wie zijn broer Léon, in de stijl van het impressionisme. In 1914 vertrekt hij noodgedwongen naar Nederland, vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In Nederland ziet hij het werk van de Franse kubist Henri Le Fauconnier en van de Hollandse kunstschilder Jan Sluijters. Hij leert het werk van Duitse kunstschilders als Paula Modersohn-Becker, Franz Marc en August Macke kennen. In de vereenvoudigde vormtaal en het heldere kleurgebruik, dat hij in het werk van deze kunstenaars ziet, herkent hij onmiddellijk zijn eerdere zoektocht naar eenvoud en synthese. Hij neemt afstand van het impressionisme. De Smet past vanaf dat moment de expressionistische principes toe in zijn eigen werk, maar in een somberder kleurenpalet dan dat van de meeste andere expressionisten.
In Nederland maakte De Smet schilderijen met nerveuze lijnen en dynamische vormen. Wanneer hij weer terugkeert naar België in 1922 begint de kunstenaar zich een meer verfijnde penseelhantering eigen te maken. Zijn composities worden evenwichtiger. Dit hoordeblijkbaar bij het artistieke klimaat van na de Eerste Wereldoorlog. Er heerste een verlangen naar orde en stabiliteit, ook wel genoemd ‘retour à l’ordre’.
De Verwachting (coll. Linda en Guy Pieters)
Gust De Smet gaat schilderijen maken met een meer monumentaal karakter en de figuren in zijn schilderijen wordenfel geschematiseerd. Ze doen een beetje denken aan het werk van Fernand Léger, de Franse kunstschilder, die in een persoonlijke variant van het kubisme schilderde.
Vanaf halverwege de jaren twintig schildert De Smet evenwichtige, geabstraheerde composities, die als ‘decoratief’ worden bestempeld. Hij schildert vooral thema’s van het leven in de stad. In 1929 gaat hij in Deurle wonen aan de Leie.
Naakt met Goudvissen (coll. Linda en Guy Pieters)
Het thema van zijn schilderijen wordt vanaf dat moment het eenvoudige dorpsleven en het leven op het platteland.
Naast schilderijen vervaardigde De Smet ook linoleumsneden, voor de expressionisten een belangrijke techniek. Andere expressionistische kunstenaars gaven vaak de voorkeur aan houtsneden. Het linoleum is zachter en daardoor makkelijker te bewerken. De technieken zijn vergelijkbaar. Uit het hout of linoleum werd een afbeelding uitgesneden. Vervolgens drukte men dit als een soort stempel op papier.
Kenmerkend zijn de hoekige en krachtige lijnen. De vormen worden sterk vereenvoudigd en teruggebracht tot hun essentie, de grove techniek leent zich namelijk niet voor gedetailleerde tekeningen.
Leefkamer Museum Gust De Smet te Deurle ( Foto Karine De Wasch)
Gerard Bauwens werd geboren te Gent op 26 januari 1947 en studeerde aan de Koninkijke Academie voor Schone Kunsten te Gent van 1963 tot 1971.
Hij behaalde toen de medaille van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, een aantal eervolle vermeldingen, de prijs Dutry (1970), de prijs Pro Civitate (1971) en de Prijs van het Publiek van de Stad Ronse 1979. Hij stelde o.a. tentoon te Gent, Ronse, Brussel , Knokke en Parijs.
Het werk van Gerard Bauwens heeft tot onderwerp de menselijke figuur in een veelvuldigheid van aspecten. De schoonheid van een meisjesgelaat, van een vrouwengestalte boeit hem en inspireert hem tot een lyrische vormgeving, waarin hij sensualiteit en tederheid verzoent en het louter lichamelijke weet te ontstijgen door een sterke bezieling van binnenuit. Zijn personages kijken de toeschouwer meestal niet aan: hun blik is afgewend of neergeslagen en dit verleent hen een roerloze rust en een diepe tijdeloosheid. Steeds minder frequent wordt de afbeelding van één personage, steeds groter evenwel de verscheidenheid in houdingen. Die vormen aldus de uitgangspunten van breed opgezette, uiterst evenwichtige composities, waarin de samenvoeging der figuren niet enkel een kwestie is van uitwendige structuur, maar vooral in een diepere onderlinge verbintenis gebaseerd is. Zijn oeuvre brengt bijna een boodschap of verhaal en blijft de kunstliefhebber boeien of intrigeren. De kunstenaar trekt zich vaak terug in een eigen wereld waar hij mediteert over het wereldgebeuren, de evolutie van natuur en de economie . Het aanvoelen of de verbeelding spreidt hij dan tentoon in zijn werk waar een attente kijker nooit op uitgekeken raakt en telkens iets verborgens ontdekt.
Horst Jürgen Herrberger vatte het samen in een boeiende presentatie