Categorie archief: Gedichten

“De Morgenstond” door Albert Haelemeersch

Het ochtendgloren, het aanbreken van een nieuwe dag
Zou het dezelfde zijn als die van gisteren, na vannacht?

Of zou alles anders zijn, nieuw en vol respijt
Ook mijn eigen leven, geleefd zonder spijt?

Zou de stilte van de eenzame, lange, kille nacht
Mijn oplaaiende angsten voorgoed hebben versmacht?

Zou alles wat ik ben of was geweest
Verdwenen zijn uit mijn bange geest?

Mijn gedachten, zo kronkelend verward als nooit eer
Zouden ze dan weer overtuigend klinken als weleer?
uit “Op de slapende rivier”

Advertentie

Simpelweg

Laat ons vreugde uitstralen
Bij het aanschouwen
Van een blauwe hemel
Of het koesteren
Van een warme zon

Laat ons vreugde uitstralen
Bij het trappelen
In het dauwige gras
Of bij het slenteren
In het lommer van een bos

Laat ons vreugde uitstralen
In de tederheid van een omhelzing
Het plukken van een gestolen zoen
Of simpelweg bij een goed gevoel

uit “De luchtbel is eindelijk geknapt”

Hondenleven

Lekker lui
Langgerekt liggend
Op de ouwe sofa
Wakend slapend
Loeren naar de poes
Soezend op de vensterbank
Pootjes strekken
Op zoek naar een hondenkoek
En een slok
Plasje op de krant
Dan weer lui
Liggen in de knusse mand
Oren gespitst
Opspringend
Bij het geronk
Van baasjes wagen
Kwispelend aan de deur
Een aai en een snoep
En weer luieren op de stoep

uit “Nostalgie & groeipijn”

Warm en teder

Hopeloos zoek ik naar tederheid,
nu ik warm in je armen rust.
Ik kijk naar jou, vervuld van warmte,
nadat ik jou zachtjes heb gekust.
Ik wil je al mijn liefde geven,
jij twijfelt en je blust
het vuur van passie en devotie
met hete tranen en je sust
mijn tomeloos vertwijfelde emotie,
omdat je niet aan mij kunt geven,
waar mijn hart is op belust.
Hoe dan ook denk ik voor mezelf,
wanneer mijn lippen jouw mond beroeren,
dat zowel jij als ikzelf
weten dat het ware liefde is.
Jij wil er niet meer in geloven :
wij samen, warm en teder,
een sprookje voor Sint-Jutemis.
Elke kus bij een ander’ vrouw gestolen,
zal in gedachte steeds aan jou behoren.
Geen ander zal me ooit bekoren,
maar jij zal nooit weten dat ik jou mis.

uit “Word volwassen papa”

Het geluk

Kon ook jij ’s morgens ontwaken
luisterend naar de zang der merels
en fluitend in de morgendauw
in het malse gras buitelingen maken ?

Ervoer ook jij die gulden middagwarmte
wanneer de zon speels in je ogen sloop,
zich met al haar vuur aan jou verpachtte
en steeds weer jouw onrustig hart verwarmde ?

En die avonden, heb ook jij die gekend
wanneer je teder met je grote liefde
stralend van geluk en verlangen
staarde naar maan en sterren, onbekend ?

Die wilde nachten, vol genot en wellust
de klamme lakens van je wegduwend
kronkelend en hijgend van geluk,
hebben die zo dikwijls ook jouw gemoed gesust ?

Wees dan blij en onomwonden
want ook jij hebt, net als ik,
zonder het zelf maar te beseffen,
d’e essentie van ‘t geluk gevonden.

uit “Poëzie en schuinschrijverij”