Maurice Schelck, kunstschilder en volkfiguur (°Aalst 1906 – Latem 1978)
Van kleins af aan toonde Schelck een, wat men zou kunnen verwoorden als, culturele dualiteit die hem zijn ganse leven zou blijven volgen. Hij was een uitgesproken muzikaal talent met de gave die klankrijkdom ook moeiteloos picturaal te uiten in alles wat hem omringde in de natuur en in zijn dagdagelijks bestaan.Van 1916 tot 1923 studeerde hij aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Aalst en vervolmaakte hij zijn schilderstechnieken aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. Tijdens de economische crisis van de jaren dertig aanvaardde hij een betrekking als docent aan de academie van zijn geboortestad. Kort voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zou hij totaal onverwacht van het artistieke toneel verdwijnen om in 1955 opnieuw op te duiken in Brussel.
In de hoofdstad verraste hij de kunstliefhebber met een totaal vernieuwd oeuvre dat het midden hield tussen het figuratieve en het abstracte. In 1959 bracht hij in het Paleis voor Schone kunsten een merkwaardige tentoonstelling met enkel lyrisch-abstracte werken. In 1961 nam hij echter afstand van deze ‘escapade’ met een controversiële tentoonstelling, ‘Vaarwel Abstractie’, in de Brusselse ‘Galerie de la Madeleine’. Datzelfde jaar kwam hij zich te Deurle vestigen, waar hij de steun en sympathie kreeg van burgemeester de Pesseroey, fervent kunstliefhebber en mecenas. In 1962 viel zijn oog echter op een atelierwoonst aan de Hoge Heirweg te Sint-Martens-Latem, waar hij tot zijn dood zou genieten van leven en werk. Hij knoopte er onder impuls van verzamelaar en later kunsthandelaar, Marcel Pieters, opnieuw aan met de figuratieve schilderkunst. Zijn voornaamste thema’s waren de Leie, het landelijke en de expressierijke, verweerde koppen van boeren en straatleggers. Schelck was een geweldenaar inzake vorm en kleur. Toch bleef zijn oeuvre doorweven met een lyrisch-poëtische artisticiteit. Hij was ook zeer extrovert en een echte volksmenner. Zijn gedrevenheid bracht in de zestiger jaren een heropflakkering teweeg in het uitgebluste Latemse kunstleven, waar enkel ‘eerbied’ was voor de ‘Latemse Groepen’ uit de periode 1880-1935. Maurice Schelck werd de spreekbuis van de kunstenaars. Met hem kwamen figuren als Fons Roggeman, Joe Van Rossem, Luc-Peter Crombé, de gebroeders De Cauter, Vic Dooms, Léa Vanderstraeten opzetten. Met o.m. Jan Dhaese, Eduard De Clercq, Norma De Vos, Herman, Hugo en Raf Van de Abeele, Hendrik Caspeele en enkele andere kleurrijke figuren en notabelen vormde hij ‘De Schilders van de Ronde Tafel’, die tussen pot en pint vergaderden in ‘De Klokkeput’ en later in het dorpscafé ‘Sint-Martinus’ bij bakker Claeys. Hij bleef actief tot kort voor zijn dood en zal herinnerd worden als de goedlachse volksfiguur met de onafscheidelijke havanna. Schelck was wellicht de meest gewaardeerde schilder uit die Latemse generatie. Een kunstenaar die hield van het volksleven, actief was bij de plaatselijke kruisboogschutters of de kaarters- en boldersclubs, maar die de Latemse kunstwereld opnieuw de nodige elan gaf en bovenal een rijk en gevarieerd artistiek oeuvre naliet.
Schelck Maurice
Geef een reactie