Het ochtendgloren, het aanbreken van een nieuwe dag
Zou het dezelfde zijn als die van gisteren, na vannacht?
Of zou alles anders zijn, nieuw en vol respijt
Ook mijn eigen leven, geleefd zonder spijt?
Zou de stilte van de eenzame, lange, kille nacht
Mijn oplaaiende angsten voorgoed hebben versmacht?
Zou alles wat ik ben of was geweest
Verdwenen zijn uit mijn bange geest?
Mijn gedachten, zo kronkelend verward als nooit eer
Zouden ze dan weer overtuigend klinken als weleer?
uit “Op de slapende rivier”