Categorie archief: Geschiedenis

Aperçu historique de Deurle et de Sint-Martens-Latem

On a retrouvé à Latem des haches néolithiques et des matériels de l’époque de fer qui démontrent que l’endroit était déjà habité dans la préhistoire. Des objets romains y ont aussi été découvert.

Les plus anciennes citations datent de 736 (quartier Brakel), Latem (824), Deurle (1114), Sint-Martens-Latem (1547), les deux églises (1121) et le moulin (1373).

Au moyen-âge, les communes de Deurle et de Latem formaient chacune une paroisse et le territoire de chaque paroisse était divisé par plusieurs seigneuries. La seigneurie de l’abbaye de Saint Bavon gérait le territoire autour de l’église de Latem, le moulin et une ferme centrale, actuellement nommée ‘tempelhof ‘. La seigneurie d’Overmeers dépendait de l’abbaye Saint Pierre.
site_tempelhof

Les deux communes ont eu leur lot de déboires pendant les guerres. Une chronique de 1578 raconte que les Wallons, au retour de la prise de Menun, y ont fait beaucoup de dégats (‘veel quaets deden, als branden, moorden, pilghieren, ende andere saeken den lande seer scheadelick’). En 1585 des forbans de Sluis ont pillé les deux communes.

De 1635 à 1648, les deux communes ont été détruites suite à la guerre des Français et des Provinces Réunies contre l’Espagne. Dans la seconde moitié du XVII° siècle, le pays a lourdement été touché par les conquêtes de Louis XIV.

Fin 1792, Gand et les deux communes étaient incorporées à la France. En 1794 les seigneuries étaient abolies ainsi que les taxes d’église. Un pouvoir civil fût installé.
Jusqu’à la moitié du XX° siècle les deux communes étaient principalement rurales. A partir de la seconde moitié de ce siècle, attiré par la beauté de la nature, la population s’est accrue et a supplantée l’économie agraire.

Aujourd’hui les deux communes sont devenues le côté résidentiel de la ville de Gent (Gand) et une économie commerciale s’y est installée, principalement autour de la Chaussée de Courtrai. Heureusement le centre des communes a pu garder son charme pédestre.

Geschiedenis van Sint-Martens-Latem en Deurle

n Latem werden enkele neolithische bijlen en materiaal uit het ijzertijdperk gevonden dat aantoont dat het gebied reeds in de prehistorie werd bezocht. Romeinse munten en scherven werden er tevens aangetroffen.

De oudste vermeldingen dateren van 736 (Wijk Brakel), Latem (824), Deurle (1118), Sint-Martens-Latem (1547), Beide Kerken (1121) en De Molen (1373).

In de middeleeuwen vormden Deurle en Latem elk een parochie. Het grondgebied van beide parochies of dorpen lag verdeeld over verschillende heerlijkheden. Zo kende Deurle ‘sGraven Hazele (of ’s Graeven Aerseele) als belangrijkste heerlijkheid en verder de heerlijkheden van Nevele en van de Broekstraete.

De heerlijkheid van de Sint-Baafsabdij beheerde vooral het gebied rond de Latemse kerk en de molen, met de centrale abdijhoeve, het nu geheten ‘Tempelhof’.

site_tempelhof
De heerlijkheid van Overmeers hing af van de Sint-Pietersabdij en lag in Latem. Beide dorpen hebben hun aandeel gehad in de beroerde tijden van oorlog en bezettingen.
Een kroniek van 1578 verhaalt dat de Walen, na de inname van Menen, op hun terugtocht te Latem en omliggende dorpen veel ‘quaets deden, als branden, moorden, pilghieren, ende andere saeken den lande seer scheadelick’.
In december 1585 ondernamen ‘vrijbuiters’ uit Sluis een uitval in Deurle en Latem.
Van 1635 tot 1648 werden Gent en de omliggende dorpen verwoest en uitgebuit als gevolg van de gezamenlijke oorlog van Frankrijk en de Verenigde Provinciën tegen Spanje.
In de Tweede helft van de 17de eeuw werd het land zwaar geteisterd door de oorlogen van Lodewijk XIV.
Einde 1792 werden Gent en omstreken ingenomen door het Franse leger en de dooropvolgende jaren werd Vlaanderen bij Frankrijk ingelijfd. In 1794 werden de heerlijke rechten, de tiendenheffing en de adel afgeschaft. Tevens werd een burgerlijk bestuur ingevoerd.

Beide gemeenten zijn tot en met de eerste helft van de 20ste eeuw vooral landbouwdorpen gebleven.
De bevolkingstoename die sinds het begin van de eeuw zachtjes op gang was gekomen, zette zich na de oorlog van 1940-1945 met een zware stroomversnelling door, het natuurschoon trok heel wat immigranten aan, zodat beide dorpen een residentieel karakter kregen en de landbouw ruim verdrongen werd.
Vandaag is er heel wat meer bedrijvigheid, met werkgelegenheid in eigen gemeente, vooral langs of in de omgeving van de Kortrijksesteenweg. De horeca, de middenstand en de handel zijn zeer actief en bloeiend.
Gelukkig zijn de twee dorpsgemeenten toch nog aantrekkelijk landelijk en is er nog merkwaardig veel groen en sfeer.