Tagarchief: Kunst

Ergo Linde

linde ergo portretDat Linde Ergo de paden van de beeldende kunst zou bewandelen was haast een evidentie. Kunstbeleving had zich ongetwijfeld diep in de genen genesteld. Gezien de familiale voorgeschiedenis ontegensprekelijk een sterke band met kunst en cultuur koestert enhoog in het vaandel draagt, lagen de wegen naar het artistieke leven én beleven voor haar open.
Linde studeerde beeldhouwkunst aan de Academie van Ukkel en behaalde haar hogere graad aan de Academie voor Beeldende Kunst in Gent.

In 1992 verhuisde ze naar New York waar ze 8 jaar lang werkte in het Sculpture Center. Daar kwam de maturiteit van de handeling en de beheersing van de materie tot volle ontplooiïng.
Het was dan ook in Manhattan dat ze voor het eerst tentoonstelde. Nu woont en werkt ze al enkele decennia terug in België, in De Haan aan Zee.

linde ergo 1
Haar beelden spreken een universele taal. Ze tonen ons menselijke emoties die schuilgaan in het diepste van ons. Sensuele gestalten inspireren en nodigen uit tot stilte. Ze rijzen uit het niets, staan, zitten met een ingetogen blik, verlangend naar het onbereikbare. Linde Ergo weet hoe en eeuwenoude traditie te vertalen naar de gevoelswereld van nu.
Het oeuvre van Linde Ergo bestaat uit variaties van kleine en levensgrote sculpturen in zowel terracotta als brons.
Haar tactiliteit en de vertederende thematiek zorgde snel voor waardering en faam als beeldhouwster van ranke vrouwelijke figuren, zuiver maar speels van lijn en elegantie.
Haar beelden dragen meestal een verborgen boodschap in zich. Op die manier laat ze de kunstliefhebber gissen naar het ‘gevoel’ dat ze in haar creaties maskeert maar dat, bewust of onbewust, de kijker ertoe aanzet om het ‘mysterie’ gevoelsmatig een plaats te geven in ‘zijn’ wereld. linde ergo3

Ze kneedt met volle overgave en een onwaarschijnlijke finesse haar klei tot frêle, broze of gepassioneerde figuren. Eens ze die, haar typerende, fijnzinnige uitstraling hebben, zijn ze klaar om ze in brons te zien vereeuwigen tot typisch vrouwelijke beeltenissen. Zo volgt ze spontaan en zelfverzekerd voorgangers als Camille Claudel, Auguste Rodin, Aristide Maillol en, dichter bij ons, Georges Grard.

Het levende model is voor Linde een onuitputtelijk bron van inspiratie en deaanzet tot creëren.
De verschillende poses, gevoeligheden, ja onvolmaaktheden of emoties zetten haar aan de onderliggende boodschap in haar oeuvre nog meer te koesteren en te accentueren. Het is een meer dan bewuste ingeving die zich dan weer uit in de verfijning van haar driedimensionale ‘beeldspraak’ en de subtiele aanpak van emotie en evenwicht bij zowel model als beeldhouwster.
linde ergo 2De tactiele vorm wordt vertaald naar klei of was. In Haar figuren zijn de veruiterlijking van haar streven naar perfectie en gevoeligheid.Hoewel de sculpturen van Linde Ergo vernieuwend en hedendaags zijn, vinden ze hun basis in de vroeg-antieke beeldhouwkunst en het neoclassicisme
De massiviteit van de vormen benadrukt de speelsheid, de elegantie en de zinnelijkheid van haar beeldend oeuvre en vertedert de liefhebber..

De Vos Norma

Norma De Vos werd in 1929 te Ninove geboren en vestigde zich, na een langdurig verblijf in Kolwezi, in 1963 in Sint-Martens-Latem, waar ze tot eind 1997 in het pittoreske, typisch landelijk hoevetje, Huize Minne, aan de Kouterbaan haar atelier had.

Ze studeerde aan het Sint-Maria-instituut te Schaarbeek en volgde de lessen teken- en schilderkunst aan de Stedelijke Academie van Aalst, waar ze leerling was bij Jan Van Malderen, De Coninck, Piet Gillis en Albert Claeys. Ze bleef haar ganse schilderscarrière die bewondering voor Albert Claeys in de rudimentaire vormen en het  felle coloriet van haar landschappen veruiterlijken.
Die aparte penseeltoets en verftechniek kreeg ze dan weer door haar goeie vriend Maurice Schelck, met wie ze deel uitmaakte van de befaamde Schilders van de Ronde Tafel.

Hoewel ze begin de negentiger jaren meer en meer oog heeft voor kleurrijke, expressievolle portretten en vrouwenfiguren, keert ze in 1995 toch terug naar het landschapschilderen, het portretteren met houtskool en de aquarelkunst.

Haar eerste tentoonstelling dateert uit 1948 toen ze in Kolwezi verbleef.
In België debuteerde ze in Zaal Pan te Gent, maar de eigenlijke doorbraak kwam er pas toen kunstkenner Marcel Pieters haar een tentoonstelling aanbood in het ‘Latems Museum voor Moderne Kunsten’, toen het mekka voor de hedendaagse en moderne schilderkunst in Vlaanderen.

AH226 norma devosEen landschap of stilleven van Norma De Vos wordt een ware explosie van kleur. Ze brengt het landelijke naar de geest, maar met een eigen zin voor kleur en schriftuur, misschien onnatuurlijk eerlijk en ongekunsteld. De landschappen zijn nu eens expressionistisch  en badend in oker en dan weer opgefleurd met felle roden en groenen.

 

Haar vrouwenfiguren blijven frêle en teder, in een sluier van surrealisme gehuld.

Naast diverse tentoonstellingen in binnen- en buitenland hield ze geregeld open deur-dagen in haar atelier aan de Latemse Kouterbaan. Gesmaakte, kunstzinnige weekends, vaak gekoppeld aan wijnproeverij of een uitnodigende koffietafel met enig echte Geraardbergse mattentaarten.

Begin 1998 verhuisde ze naar Geraardsbergen, waar ze haar haar atelier had aan de Kattestraat. Ze bleef echter nauw in contact met beeldend kunstenares Mien Barbé – Van Gucht met wie ze een sterke vriendschapsband had  en met de leden van de Vereniging Latemse Kunstenaars, een culturele vriendenkring, die ze in 1995 hielp oprichten.

 

De Clercq Chris

ChrisDeClercq portret

Chris De Clercq heeft zich in zijn rijk gevulde carrière zich zowat alle disciplines van de beeldende kunst eigen gemaakt. Alleen het conceptuele kon hem niet bekoren.

Een kunstwerk moest esthetisch, verzorgd, afgewerkt zijn. Schoonheid en uitstraling zijn voor hem als artiest primordiaal.
Waar hij in zijn prille beginperiode (1957) beïnvloed werd door de abstracten en de constructivisten, keek hij tot 1964 op naar het maniërisme van de 19de/20ste eeuw waar de figuren in de meest ondenkbare, verdraaide poses werden afgebeeld.
Eén facet kon hij echter niet van zich afzetten: de vaardigheid en de uitstraling van figuren als Da Vinci, Michelangelo, El Greco en dichter bij ons Jeroen Bosch. Zij bleven zijn voorbeelden.

'Blauwe Kompositie'

‘Blauwe Kompositie’

De tweede helft van de jaren zestig stak de humane beleving bij hem op. Grootsheid en verval werden meer en meer een thematiek in zijn geschilderde en vooral in zijn getekende oeuvre.

In de jaren zeventig verschijnt de symboliek. Dit resulteert in fijnzinnige surrealistische taferelen onder invloed van zijn vroegere docenten Octave Landuyt en Jos Trotteyn en brengt hem terug naar zijn eerste liefde: de kunst van Jeroen Bosch.

In 1978 komt Chris De Clercq in contact met een schildercollectief rond Wally Van De Velde en het ‘Kunstschip Dronghene’. De Symboliek blijft, maar onder invloed van dit collectief gaat Chris zich verdiepen in de Egyptische kunst.

In de jaren tachtig schildert hij o.a. ‘De 12 tekens van de Dierenriem’ en ‘De 7 Hoofdzonden’, werken die, samen met zijn ontelbare fresco’s en trompe-l’oeils tot het summum van zijn oeuvre worden gerekend.
Op zijn vijftigste wordt Chris voor het eerst vader en dat brengt hem een geestelijke verrijking. Het wordt een inspiratiebron voor totaal nieuwe, ja vernieuwende, schilderijen en aquarellen.Het symbolisme verwatert en ruimt plaats voor een eerder impressionistische benadering van de schilderkunst. Van dan af aan krijgt hij ook meer aandacht voor de aquarelkunst.

In 1996 raakt Chris dan weer in de ban van de Indische cultuur en vindt er Zen, de rust. Een tocht door de Thar-woestijn en de mystieke eenvoud van de Indiërs resulteren in eenvoudige, maar schitterende aquarelreeksen.

Die zalige ervaring zal hij later doortrekken tot zijn eigen habitat, de wijk Hoog-Latem, de Provence en zijn favoriete vakantieplekken Lago D’Iseo, Monte Isola in het Italiaanse Trente, WERKEN CHRIS 008waar hij trouwens al vaak eregast was bij de bloemenfeesten en waar hij binnenkort in Peschiera (2014) en in Carzano (2015) door het gemeentebestuur met een solotentoonstelling zal gevierd worden .

Het ontluiken en de aanleg van de Westerplas en de Oosterdijk was voor Chris De Clercq een nieuwe uitdaging. Dit, naar plaatselijke normen, immens overstromingsbekken groeide uit tot een prachtig natuurreservaat met een grote diversiteit aan fauna en flora.
Chris kan er uren genieten, schetsen of fotograferen en legt zijn impressies vast op doek en papier.

 

1268999_10202299126865365_1648572464_o

Meer?  http://www.chrisdeclercq.be/

Daels Luc

daels lucLuc Daels kreeg zijn kunstopleiding van Marcel A. J. Hoste, de wereldberoemde mimespeler en tevens getalenteerde kunstschilder, die zijn atelier had onder de Sint-Pieterskerk aan het Gentse Sint-Pietersplein.
Professor Daels vestigde zich in 1961 te Sint-Martens-Latem en kreeg er bekendheid als non-figuratief schilder.
Hij behoorde tot de strekking van de Belgische Aluchromisten die, in de plaats van canvas, geanodiseerde aluminiumplaten als drager gebruikten.

Daels exposeerde zowat overal in Europa. Zijn grootste realisatie was een aluchromie van 100 m2 in opdracht van ‘Old Spice Men’s Perfume’ in Newcastle on Tyne op de grens van Engeland en Schotland. Later keerde hij terug naar de traditionele schilderstechnieken en maakte kleurrijke studies die steeds weer relateerden met de natuur. daels

Wie Luc Daels zegt, komt onvermijdelijk bij zijn boezemvriend Walter De Buck terecht.

Weinig Latemnaars zijn daarvan op de hoogte, maar Luc Daels was mede de drijvende kracht achter vzw Trefpunt en droeg bij tot de opstanding van de Gentse Feesten.

In het begin waren de activiteiten van Trefpunt kleinschalig. Tweemaal per week was er een samenkomst rond jazz, poëzie of voordracht. Om de twee weken was er een tentoonstelling met teken-, schilder- of beeldhouwwerk van jonge, toen nog onbekende artiesten.
Trefpunt was een soort vriendenkring onder het beschermende statuut van een vereniging zonder winstoogmerk. De hele onderneming draaide als een liertje. Professor Luc Daels, toen nog assistent aan de Gentse universiteit, en Walter De Buck waren de twee polen van de kracht die de motor draaiende hielden. Luc bracht veel mensen aan uit het universitaire milieu en Walter verzamelde zijn vrienden uit het bonte wereldje van kunstenaars en muzikanten. Op die manier brachten zij animo in het Gentse Feesten verhaal…

Enkele jaren geleden verliet  hij het kunstdorp en woont en werkt Luc Daels opnieuw in Gent. Hij overleed er in juli 2021.

luc_daels werk

Somers Francine

francinesomers90jaarFrancine Somers (° 1923) mocht zich dankzij haar talent voor tekenen als dertienjarige, vroeger dan andere leerlingen, inschrijven aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten.

Ze volgde er de lessen van 1936 tot 1943. Jos Verdegem was haar leraar Levend Model, Stilleven, Etstechnieken en Schetsen. Ze volgde eveneens lessen bij Oscar Coddron en Beatrice Colpaert en volgde tijdens de oorlogzomers de klas ‘Plein Air’ schilderen bij Victor De Budt.
Haar medestudenten waren onder andere Camille D’Havé en Geo Vindevogel.

Ze studeerde af met twee onderscheidingen: de eerste prijs van de Academie (gouden medaille) en de prijs “Jean Delvin”. De deelname aan de Godecharle prijs in 1943 leverde Francine Somers een tweede plaats op.

Ze behaalde in 1948 de fameuze “Prix Jeanne Pipyn” voor de meest beloftevolle jonge kunstenaar.

Naast haar academische opleiding stak Francine vooral veel op van de talloze kunstenaars die ten huize Somers bij haar vader, een befaamde edelsmid,  langskwamen. Zo onderhield ze goede contacten met Maurice Dupuis, Lucie Jacquart, Cécile Cauterman en Victor Stuyvaert. Ook mimekunstenaar en kunstschilder Marcel Hoste lag haar nauw aan het hart.

Les Passants

Les Passants

In haar werk van de jaren ’50, ’60 en ’70 toont de artieste zich een ware chroniqueur van de plaatsen en tijden die ze meemaakte en de mensen die ze observeerde.
De markten van Afrika, de straten van Parijs, de dansers van Maurice Béjart, passanten in de trein, spelende kinderen in parken… fascineren haar. Kleur en tijd, materie en licht, herinnering en reminiscentie kristalliseren.

Op een onbevangen en persoonlijke manier krijgen indrukken en beelden gestalte op doek en papier, in een levendig coloriet. Uit deze tijdsdocumenten spreekt haar ‘joie de vivre’ evenals het plezier van het schilderen.

'Les Bouquinistes'

‘Les Bouquinistes’

francine somers kaft-boeksomers

Nicole Verschoore, journaliste en auteur, verzorgde de herinneringen van haar vriendin Francine Somers aan diens jeugdjaren in Gent tot een mooi geïllustreerd boek met talrijke tekeningen van deze veelzijdige artieste.

 

(foto’s Gallery St-John & Liberaal Archief)

De Smet Leon

Leon De Smet - 1951

Leon De Smet – 1951

Léon De Smet studeerde aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten samen met zijn broer Gustave. Beiden behoren tot de Tweede Groep van Sint-Martens-Latem, de kunstgroep die in de streek rond Sint-Martens-Latem ging wonen om er in contact met de eenvoud van de Leiestreek tot een nieuwe kunst met een dieper inhoud te komen.
Léon was hier onder andere bevriend met de kunstenaars Valerius De Saedeleer, Maurice Sys, Constant Permeke, Frits van den Berghe, Gustave Van de Woestijne en diens broer, dichter Karel Van de Woestijne.
Bij het uitbreken van de Eerst Wereldoorlog vluchtte Léon naar Groot-Brittannië, waar hij bijval kreeg met zijn portretten en zo zijn oeuvre ‘omhoog tilde’. Een individuele tentoonstelling in januari 1917 in de Leicester Gallery in Londen was daar de vrucht van.

Toen hij in 1920 terugkeerde naar België kreeg hij een grote tentoonstelling in de Brusselse Galerie Georges Giroux. In 1953 werd hij gelauwerd met een grote, individuele tentoonstelling in het MSK Gent. leon de smet detail
Kunsthistorici plaatsen het oeuvre van Léon De Smet zowel bij het impressionisme, expressionisme en pointillisme.
Hij schildert in eerste instanties voornamelijk met subtiele penseeltoetsen, zoals in ‘De verliefden’, een doek uit 1911, maar hij had ook periodes waar hij grote vlakken schilderde zoals in ‘Dame met waaier’in 1924. Zijn kleurenpalet is meestal iets meer gedempt, hoewel telkens een grote diversiteit van kleuren ontstaat in zijn oeuvre. Zijn composities zijn steeds zeer evenwichtig…

artiestenzolder-1223 LEON DE SMET

de Saint-Phalle Niki

niki portretNiki de Saint Phalle werd in Frankrijk geboren, maar groeide op in New York.

Amper twintig jaar oud trouwt ze en krijgt een dochter, Laura. Met haar gezin gaat ze naar Parijs en begint aan een theateropleiding. De wereld van de kunst passioneert haar enorm. Bij diverse trips naar Spanje raakt ze in de ban van het architecturaal en artisanaal oeuvre van Antoni Gaudi.
In Frankrijk brengt ze vaak een bezoek aan het Palais Idéal, levenswerk van de postbode Fernand Cheval, gemaakt uit grillige stenen die hij op zijn weg vond tijdens zijn brievenronde.
In Los Angeles ontdekt ze dan weer de Watts Towers van de Italiaan Simon Rodia, een ijle constructie van ijzer en scherven in een sloppenwijk. Na voltooiing van zijn bizar kunstwerk verliet de Rodia deze plek en verdween in de anonimiteit. In Italië glipt ze kapellen, kerken en kathedralen binnen en ze kan nauwelijks geloven dat deze gigantisch prachtige met fresco’s verfraaide bouwwerken het resultaat zijn van een collectieve wil : het geloof in God.

Na een zware inzinking belandt Niki de Saint Phalle in een ziekenhuis te Nice en gaat schilderen.
Zo ontdekt ze heel toevallig de voor haar helende werking van de schilderkunst en stopt haar theateropleiding. Beeldende kunst wordt haar grote passie. Niki de Saint Phalle begon dus ontegensprekelijk haar artistieke carrière als autodidact. Het woord ‘leren’ vind je niet in haar woordenschat, evenmin als ‘regelgeving’, ‘concept’of ‘compositie’. Tevoren uitdenken hoe iets moet ‘groeien’ en dat technisch voorbereiden, is totaal niet haar ding. Kunst en creativiteit komt spontaan.

Als ze Europa doorkruist geniet ze van alles wat er aan kleurigs en estethisch te koesteren valt, zo is dan ook het werk dat ze teruggeeft: een allegaartje van indrukken en positieve prikkels die ze her en der ervaart en neerlegt in los uit tubes en potten gedruppelde of uitgestreken verf en ruw gemodelleerd gips. Ze gebruikt daarbij naar hartelust lapjes, scherven, koffiebonen, plastic speelgoed en oud ijzer. In het begin zijn het nog sprookjes vol kindergeluk, droomkastelen en prettige beesten. Al snel komt de de figuratie op de achtergrond. Ze schijnt niets anders meer te willen dan verzamelen, stapelen en plakken. Ze vult de volgepakte houten ondergronden dan aan met een idee, dat ze via de titel of met enkele woorden op het werk communiceert. Niki wordt meegezogen in de wereld van de vrienden, die ze intussen om zich heen heeft verzameld. Bijna allen kunstenaars, die zich willen losmaken van de bekende uitbeeldingstechnieken en de weg inslaan van het grote idee. Duchamp, die het ‘kunstmoment’ verlegde van de materie naar de gedachte, is hun voorbeeld en de imposante Pierre Restany hun goeroe. Ze willen de kale kunst die zich op esthetische hoogten boven de mensheid heeft verheven terugslepen naar het leven en de realiteit.

Daniel Spoerri lijmt de overblijfselen van ontbijten en diners op panelen, inclusief de asbakken en het serviesgoed. Robert Rauschenberg verzint nog wat geschilderde partijen bij zijn “objets trouvés”, Tinguely ontwerpt subtiele machines, nu eens speels en dan weer droefgeestig van aanblik en Pollock raast met de verf over het doek tot al zijn energie gestold aan zijn voeten ligt. Niki de Saint Phalle maakt ‘onvoltooiden’, of noemt een werk ‘parmezaan rasp’ of ‘lippenstift, als er ergens tussen de duizend dingen ook zo’n voorwerp op is vastgeplakt. Haar eerste wapenfeit vormen de ‘Tirs’. Planken vol met gips gemoduleerd en gefixeerd recuperatiemateriaal en zakjes verf, die ze ‘ritueel’ laat aanschieten tijdens ‘fluxus’ bijeenkomsten met haar kunstenaarsvrienden.

Het kunstwerk dat vorm gaf aan die rebelse serie was een een overhemd met een dartbord erboven met de titel ‘Portrait of my Lover’. Van zo’n schietstand waarop je pijltjes kunt werpen, is het maar een stapje naar de assemblages waarop je een jachgeweer mag leegschieten, onder het patronaat van de kunstenares en in naam van de kunst.

Dan ontstaan wonden in die ‘huid’, de ‘skin’ van het schilderij. Wonden die bloedsporen over het werk nalaten. Het gips gaat leven. Er komt steeds meer kleur in. Niki had dit nodig, zo stelde ze, om haar agressie te beteugelen. Ze geeft toe haar vader, haar broer, alle mannen, haar school, haar familie, en ook zichzelf in deze acties symbolisch te hebben vermoord.
Kunst maken heelt. Het leidt agressie in banen. Dat wist ze al vanaf het begin.

Niki 'Tirs' - fragment uit Daily Telegraph

Niki ‘Tirs’ – fragment uit Daily Telegraph

In die ‘Tirs’ of ‘Shooting Colors’ kan je in alle rust gissen wat de kunstenares in deze cyclus wou uitdrukken, wat geestesverruimend en fantasierijk blijft voor een attente kunstliefhebber. Kunst is subjectief en dat is nu juist het interessantste gegeven wat, los van de geldelijke waarde, de wereld van kunst en creativiteit te bieden heeft. Elkeen interpreteert het naar zijn eigen inventiviteit of perceptie.

Niki de Saint Phalle nestelt zich in de kring van ‘Nieuwe Realisten’, een groep kunstenaars, die, op een heel basale manier, conceptueel werken. ‘Hoe kan leven kunst maken?’ schijnen ze zich af te vragen. Niki blijft assemblages van zakjes verf en voorwerpen met gips bedekken en aanschieten. Er duikt wel eens een verwijzing op naar de politiek, naar de kerk als instituut of naar de filmwereld. Ze maakt een serie bruiden, die wit en verlaten onder kleurige bomen liggen en ze houdt ‘shooting sessions’ op altaren vol attributen uit de religieuze cultuur.
hoekje Nikidestphalle

Als een van haar vriendinnen zwanger blijkt, ziet Niki ‘het licht van de schepping’.

De Nana’s ‘worden geboren’ : vrouwen met volumineuze ronde vormen, symbool voor het vrouw zijn en de moederschap. Wereldberoemd werd de Nana die in 1965 in Stockholm werd geïnstalleerd. Een sculptuur van enorme afmetingen, waarin onder meer een melkbar was opgenomen. Ook wel, op ludieke wijze, ‘la plus grande pute du monde’ genoemd, omdat deze dame dagelijks duizenden bezoekers ‘ontving’ via de holte tussen haar dijen.

Het motief van de Nana zal haar werk voor altijd blijven bepalen. Het figuurtje danst door haar getekende brieven, haar ontelbare zeefdrukken en lithographieën en geeft vorm aan series beelden en installaties in de openbare ruimte, die ze in de jaren zeventig en tachtig maakt. “Ik hou van rond. Van curven en golven. De wereld is rond. De wereld is een borst”, pent ze in haar talrijke geschriften.

'Les 3 Grâces' - detail

‘Les 3 Grâces’ – detail

De Nana is uiteraard ook het centrale thema in haar levenswerk, de Tarottuinen in het Italiaanse plaatsje Garavicchio. Daar geeft ze elke kaart uit de grote Arcana van de Tarot gestalte in de vorm van een follie. Daar staan haar werken uit scherven en spiegelglas te glanzen tussen het groen. Daar keert ze terug naar ‘haar’ Rodia, Cheval en Gaudi. Het is geen filosofie gestoeld op één nacht ijs, maar een weldoordachte interpretatie van het ontstaan van de wereld en zijn fauna en flora, waarmee ze haar themakeuze voor de tuin rechtvaardigt:

“ If life is a game of cards, we are born without knowing the rules. Yet we must play our hand. Throughout the ages people have liked to play with Tarotcards. Poets, philosophers, alchemists and artists have devoted themselves to discover their meaning.”

Het is duidelijk dat de Saint Phalle ‘elementen’ heeft geschapen die volgens de wetten van haar leven gestalte moesten krijgen. De weg was kronkelig. Haar werk werd hier en daar in sferen getrokken waarmee het te maken leek te hebben.
De ‘Shooting Colors’ waren nog niet het kunstconcept dat ze voor ogen had.
Ze vormen de weerslag van een noodzakelijk handelen. De Tarottuin laat niets los over de Tarot, maar laat zien dat ‘bouwen’ haar roeping was, zoals ingegeven bij de ontdekking van het werk van Rodia, Cheval, en de kathedraalornamenten.

Niki in La Jolla (2000 - picture courtesy Nico Delaive)

Niki in La Jolla (2000 –
picture courtesy Nico Delaive)

Niki op het spoor komen doe je door de kunst met zijn logische, eenvoudige en consequente ruimten te verlaten. Door je te begeven in de art populaire, singulier, brut, of hoe het ook allemaal in vakjes past. Kortom, de ‘non art’, waar de drive ligt bij het individu dat een plaats zoekt op deze wereld door zich beeldend te manifesteren.

'Fontaine Strawinsky' - detail

‘Fontaine Strawinsky’ – detail

Niki de Saint Phalle, geboren als Catherine Marie-Agnès Fal de Saint Phalle in het Franse Neuilly-sur-Seine op 29 oktober 1930 overleed in San Diego (VS) op 21 mei 2002.
Ze blijft ons bij als een veelzijdige kunstenares waarvan de kunst heel dicht op haar leven zat.
Waar de meeste kunstenaars nauw betrokken worden bij de inhoud en de vorm van hun œuvre was het voor Niki wel vaak beangstigend persoonlijk. De kunst was ooit haar redding en werd uiteindelijk haar dood…

(pictures: archives http://www.guypietersgallery.com)

BIO FR

Niki de Saint Phalle, née Catherine Marie-Agnès Fal de Saint Phalle à Neuilly-sur-Seine le 29 octobre 1930 et décédée à San Diego (USA) le 21 mai 2002.

Nous en gardons le souvenir d’’une artiste polyvalente dont l’art faisait partie intégrale de sa vie .Bien que Niki de Saint Phalle soit née en France, elle a passé son enfance à New York.Âgée d’à peine 19 ans, elle épouse  le musicien-écrivain américain Harry Matthews et très vite naît leur fille, Laura.  En 1951, Niki déménage à Paris avec Harry et Laura et se lance dans une formation théâtrale.  Le monde de l’art devient pour elle une immense passion.  Plusieurs voyages en Espagne lui procure une grande admiration pour la finesse de l’ œuvre artisanale et architecturale d’Antoni Gaudi.
En France elle visite souvent «  le Palais Idéal », oeuvre du facteur Ferdinand Cheval, réalisée en pierres erratiques que Ferdinand ramassait lors de ses tournées.

Puis, à Los Angeles, elle découvre les « Tours de Watts » de Simon Rodia, un ensemble de huit tours édifiées de 1921 à 1954, composées de câbles d’acier et incrustées d’éclats de verre, de vaisselle et de coquillages dans un bidonville. Après l’achèvement de son oeuvre bizarre Rodia disparaît dans l’anonymat.

A son retour en Europe, Niki se passionne pour des chapelles, églises et cathédrales qu’elle découvre  lors de ses séjours en Italie et en Espagne.  Elle peut à peine croire que ces gigantesques  constructions décorées de fresques soient le résultat d’une volonté collective : la croyance en Dieu.

Niki de Saint Phalle commença à peindre en 1952. Après une profonde dépression, elle se retrouve dans un hôpital à Nice.  Là, elle découvre par hasard l’effet curatif que lui procure la peinture.  Cet art devient dès lors sa grande passion et Niki de Saint Phalle entame incontestablement sa carrière artistique en autodidacte.
Les mots « apprendre », « loi », « concept » et « composition » n’appartiennent pas à  son vocabulaire.  Art et créativité lui viennent spontanément.

Niki de Saint Phalle intègre le cercle des « nouveaux réalistes », un groupe d’artistes, qui travaillent d’une manière très basique et conceptuelle. Ils se demandent souvent « comment la vie peut-elle être vécue par l’art? »
Presque tous ses amis-artistes veulent se détacher des techniques de reproduction connues pour  prendre le chemin de la grande idée.  Duchamp qui, déplace le « momen de l’art » de la matière vers la pensée, est leur exemple et l’imposant Pierre Restany, leur gourou.

Ils veulent ramener à la vie et la réalité l’art chauve qui s’élevait  à des hauteurs esthétiques au dessus de l’humanité

Sa  carrière artistique prend un élan en 1961.  Niki met en scène des « Tirs » de spectateurs sur des poches de couleur, éclaboussant ainsi des assemblages de plâtre pour réaliser une œuvre.  « Des performances qui lui permettent de créer des œuvres d’art en faisant couler la peinture à vif ».

Quand une de ses copines est enceinte, Niki voit « la lumière de la création ».  Ses sculptures explorent les représentations artistiques du rôle de la femme.  Elle réalise alors des poupées grandeur nature.  Ces femmes prennent progressivement consistance et deviennent les « Nanas ».

« La Nana » est donc née: des femmes avec des formes rondes, encombrantes, symbole de la féminité et de la maternité.  La Nana devient une icône mondiale.

En 1965, elle installe à Stockholm une sculpture de grande dimension, qui héberge entre autre un bar laitier.  Une sculpture monumentale qui très vite aura le surnom ludique de « la plus grande pute du monde », parce que cette « dame » a des milliers de visiteurs par jour qui tous pénètrent par le creux entre ses cuisses…

Le motif et la forme de la Nana continuera à influencer son oeuvre.  La figure danse à travers ses  nombreuses lettres, ses sérigraphies et lithographies.  Elle donne forme à un grand nombre de sculptures et installations en plein air qu’elle a créé dans les années septante et quatre-vingt.  Dans ses nombreux écrits, elle dit : « J’aime les courbes et les ondulations. Le monde est rond. Le monde est un sein »

.A 40 ans, elle épouse l’artiste Jean Tinguely, avec lequel elle réalise la Fontaine Stravinsky devant le Centre Pompidou.  Leur collaboration artistique produira aussi le Cyclop à Milly-la-Forêt, la fontaine de Château-Chinon et surtout  le Jardin des Tarots à Capalbio en Italie.

On y découvre  ses œuvres créées à partir d’ éclats de différents matériaux et de miroirs qui brillent dans la verdure.  Elle revient ainsi à sa passion pour Rodia, Cheval et Gaudi.  Ce n’est pas une philosophie basée sur la nuit, mais une interprétation réfléchie de l’origine du monde, de sa faune et de sa flore par laquelle elle justifie son choix de thèmes pour le jardin : « If life is a game of cards, we are born without knowing the rules. Yet we must play our hand. Throughout the ages people have liked to play with Tarotcards.  Poets, philosophers, alchemists and artists have devoted themselves to discover their meaning.”) Il est évident que Niki de Saint Phalle a créé des éléments qui  selon les lois imposées par sa vie, devait prendre forme.  La route fut sinueuse, mais son oeuvre restera unique, universelle et intemporelle.

A-F Haelemeersch

Vindevogel Vé

foto_veveVéronique (Vé) Vindevogel draait al enkele jaren mee in het Latemse kunstleven.

Ze volgde na haar humaniorastudies de keramiekklassen aan de Stedelijke Academie van Aalst waar ze o.m. les kreeg van haar vader, de Latemse beeldhouwer, keramist en tekenaar Geo Vindevogel.

‘Ve’ Vervolmaakte zich, na vier jaar Aalst, aan de Koninklijke Gentse Academie voor Schone kunsten bij Carmen Dionyse die net als

Landuyt haar prille beginperiode zal beïnvloeden. veve beeld

Ve Vindevogel is echter het archetype van de onrustige kunstenaar die steeds op zoek is naar nieuwe uitdagingen. Ze bleef, hoewel ze zelf les gaf aan de KASK te Deinze, niet bij het louter academische van de keramiekkunst.

Ze zocht naar een eigen techniek en thematiek. Ze experimenteerde voortdurend met kleisoorten en pigmenten.
Reeds in 1978 stelde ze haar keramieken voor het eerst tentoon in de toenmalige ‘Galerij Georges Buysse’ aan de Nelemeerstraat te Sint-Martens-Latem.

P1200689

Zelf noemt ze haar œuvre vooral sterk beïnvloed door de Pre-Columbiaanse kunst.
Gepassioneerd door natuur en reizen, met een voorliefde voor Marokko, werd de kunstenares later vooral aangetrokken door de Afrikaanse kunst en haar vormentaal.

doggie vévéDe ‘rode lijn’ die door haar creaties dwaalt, is de leidraad bij het streven naar een evenwicht in de esthetische beweging van mens en dier.Thematiek, handvaardigheid en zin voor relativiteit spelen een belangrijke rol bij de veruiterlijking van haar vormen en figuren.

Ze blijft experimenteren met de meest uiteenlopend kleisoorten maar chamotte, witte en zwarte klei dragen haar voorkeur.

Merkwaardig is ook de totaal eigen glazuurtechniek die ze door haar passie voor het boetseren en een haast natuurlijk aanvoelen van pigmenten heeft ontwikkeld.

In 2012 neemt ze naast  de keramiek opnieuw de draad op met de teken- en aquarelkunst.
Dit resulteert in 2014 in een evenwichtige reeks beelden en aquarellen ‘Raço di biou’. Moderne, gestileerde creaties die de stieren uit de Franse Camarguestreek aandacht en uitstraling geven.

V Vindevogel aqua

 

Gormley Antony

antony gormley portret
Antony Gormley
(1950) groeide op in Hampstead. Hij studeerde van 1968 tot 1971 archeologie, antropologie en kunstgeschiedenis aan het Trinity College, Cambridge, waarna hij naar India en Sri Lanka ging om zich te verdiepen in het Boeddhisme. Teruggekeerd in Londen, drie jaar later in 1974, zette Gormley zijn studie voort aan de Central School of Art (nu bekend als Central Saint Martins College of Art and Design) en het Goldsmiths College, deed een postgraduate studie beeldhouwkunst tussen 1977 en 1979 aan de Slade School of Fine Art, University College London.

 

 Beeld naar eigen lichaam van kunstenaar

Gedurende de laatste 25 jaar heeft Antony Gormley de menselijke figuur in de beeldhouwkunst een nieuwe inhoud gegeven, waarbij hij de proporties van zijn eigen lichaam als uitgangspunt heeft genomen. Hoewel de beelden vaak naar het lichaam van de kunstenaar worden gegoten, wordt dat lichaam anoniem ingezet. Wat de kunstenaar interesseert, is niet het esthetische, maar het menselijke van de vorm: de mens als individu, als sociaal wezen en als object in relatie tot ruimte en natuur.

Sinds 1990 werkte hij aan grootschalige projecten als Allotment, Critical Mass, Another Place, Domain Field, Inside Australia en het meest recent Blind Light. Zijn bekendste werken zijn:

'Angel of the North'

‘Angel of the North’

Angel of the North, een enorme sculptuur bestemd voor de openbare ruimte, als landmark in Gateshead, waartoe opdracht werd gegeven in 1995 en geplaatst in 1998 en Another Time en Another Place (1997), bestaande uit meerdere figuren, onder andere op Crosby Beach bij Liverpool.

 

Antony Gormleys werk werd veelvuldig tentoongesteld in het Verenigd Koninkrijk met solo-exposities in de Whitechapel Art Gallery, de Tate Gallery, de Hayward Gallery, het British Museum en de White Cube Art Gallery (alle in Londen), en internationaal in musea, zoals het Louisiana Museum for Moderne Kunst in Humlebaek, Denemarken, de Corcoran Gallery of Art in Washington D.C., Verenigde Staten, het Irish Museum of Modern Art in Dublin, Ierland en de Kölnischer Kunstverein in Keulen, Duitsland. Hij heeft deelgenomen aan belangrijke exposities als de Biënnale van Venetië en de documenta 8 in Kassel in 1987 en in 2006 de Sydney Biennale met zijn werk Asian Field. Gormley ontving in 1994 de Turner Prize, werd in 1997 onderscheiden met een OBE en in 1999 met de South Bank Prize for Visual Art. In 2007 kreeg hij de Bernhard Heiliger Award for Sculpture.

Meer info op http://www.antonygormley.com/