De Smet, Gust. (1877 – 1943)

Kunstschilder Gustave de Smet was een van de centrale figuren van het Vlaams expressionisme. Andere Vlaams expressionisten in Latem en Deurle waren onder meer Constant Permeke en Frits van de Berghe. Zij stonden in hun schilderstijl dicht bij het werk van de Duitse expressionisten.

In het oeuvre van De Smet vindt in de periode tussen 1914 en 1922 een belangrijke stijlontwikkeling plaats. Aanvankelijk schilderde De Smet net als de meeste kunstenaars uit zijn omgeving, onder wie zijn broer Léon, in de stijl van het impressionisme. In 1914 vertrekt hij noodgedwongen naar Nederland, vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
In Nederland ziet hij het werk van de Franse kubist Henri Le Fauconnier en van de Hollandse kunstschilder Jan Sluijters. Hij leert het werk van Duitse kunstschilders als Paula Modersohn-Becker, Franz Marc en August Macke kennen. In de vereenvoudigde vormtaal en het heldere kleurgebruik, dat hij in het werk van deze kunstenaars ziet, herkent hij onmiddellijk zijn eerdere zoektocht naar eenvoud en synthese. Hij neemt afstand van het impressionisme.
De Smet past vanaf dat moment de expressionistische principes toe in zijn eigen werk, maar in een somberder kleurenpalet dan dat van de meeste andere expressionisten.  

In Nederland maakte De Smet schilderijen met nerveuze lijnen en dynamische vormen. Wanneer hij weer terugkeert naar België in 1922 begint de kunstenaar zich een meer verfijnde penseelhantering eigen te maken. Zijn composities worden evenwichtiger. Dit hoordeblijkbaar bij het artistieke klimaat van na de Eerste Wereldoorlog. Er heerste een verlangen naar orde en stabiliteit, ook wel genoemd ‘retour à l’ordre’.

De Verwachting (coll. Linda en Guy Pieters)

Gust De Smet gaat schilderijen maken met een meer monumentaal karakter en de figuren in zijn schilderijen worden fel  geschematiseerd. Ze doen een beetje denken aan het werk van Fernand Léger, de Franse kunstschilder, die in een persoonlijke variant van het kubisme schilderde.

Vanaf halverwege de jaren twintig schildert De Smet evenwichtige, geabstraheerde composities, die als ‘decoratief’ worden bestempeld. Hij schildert vooral thema’s van het leven in de stad. In 1929 gaat hij in Deurle wonen aan de Leie.

Naakt met Goudvissen (coll. Linda en Guy Pieters)

Het thema van zijn schilderijen wordt vanaf dat moment het eenvoudige dorpsleven en het leven op het platteland. 

Naast schilderijen vervaardigde De Smet ook linoleumsneden, voor de expressionisten een belangrijke techniek. Andere expressionistische kunstenaars gaven vaak de voorkeur aan houtsneden. Het linoleum is zachter en daardoor makkelijker te bewerken. De technieken zijn vergelijkbaar. Uit het hout of linoleum werd een afbeelding uitgesneden. Vervolgens drukte men dit als een soort stempel op papier.

Kenmerkend zijn de hoekige en krachtige lijnen. De vormen worden sterk vereenvoudigd en teruggebracht tot hun essentie, de grove techniek leent zich namelijk niet voor gedetailleerde tekeningen.

Leefkamer Museum Gust De Smet te Deurle ( Foto Karine De Wasch)

Plaats een reactie