Tagarchief: 5de generatie

Wat met de Kunst in Latem en Deurle?

In 1992 verscheen van journalist-publicist, Albert-Fernand HAELEMEERSCH, een vulgariserend kunstboek “Verknocht aan het Land in de Leiebocht”. Het werkstuk bevatte het Latemse kunstleven tussen 1890 en 1990 en had zowel oog voor de vermaarde Latemse Groepen als voor hun “erfgenamen”.

Het boek werd met gemengde gevoelens onthaald. Niet zo verwonderlijk, want ook Dr. Piet BOYENS kondigde toen de opvolger aan van het standaardwerk over Sint-Martens-Latem, na Paul HAESAERTS een nieuw licht op de Latemse kunst…

“Verknocht aan het Land in de Leiebocht” kende echter een groot succes. Dit was te danken aan de eenvoudige, journalistieke benadering van het fenomeen Sint-Martens-Latem en zijn kunstenaars en vooral het feit dat talrijke levende kunstenaars toegelicht werden.

Gezien de grote vraag naar het hoe en wat van de hedendaagse kunst in Sint-Martens-Latem kwam de Vereniging Latemse Kunstenaars op het idee om Albert-F. HAELEMEERSCH aan te zoeken een selectie te maken van kunstenaars die vandaag toonaangevend zijn voor de beide Leiedorpen en er een representatief kunstboek aan te wijden.

Een ondankbare taak en een grote verantwoordelijkheid voor een auteur, want altijd zal er wel een artiest zijn die zich vergeten voelt. Toch vond hij het zijn goed recht om zelf een selectie te maken en deze dan ook te verantwoorden.

Aan de verdiensten van artiesten als Marcel Maeyer, Piet Bekaert, Jef Wauters, Léa Vanderstraeten, Norma De Vos, Fons Roggeman, Edward De Clercq, Valeer Verbeken en Greta Cartreul kan men zo maar niet voorbijgaan. Ze worden dan ook, zij het kort, besproken en geïllustreerd in het boek.

Verder wordt uitvoeriger aandacht besteed aan M. Werner, Raf Van Cauwenberghe en Octaaf Meiresonne, die toch mee aan de basis lagen van de Latemse Teken- en Schilderschool, waar heel wat hedendaagse kunstenaars zich vervolmaakten.

De auteur heeft ook aandacht voor de historiek van de Latemse Kunstkring, het ontstaan van de Latemse Teken- en Schilderschool, de musea en het galerijleven. De dichters, musici en lyrische kunstenaars sluiten het overzicht van de hedendaagse kunstenaars in Latem en Deurle af.

Verantwoording

Na het onverwacht succes van het boek “Verknocht aan het Land in de Leiebocht” werd mij herhaaldelijk gevraagd een boek te schrijven over wat vandaag, op kunstgebied, in Latem en Deurle gepresteerd wordt, de naam Latem, Kunstenaarsdorp waardig.

Geen makkelijke opgave, als je het mij – als kunstrecensent én gevoelsmens – vraagt.

Wie zich daar aan waagt moet de vraag “wat is kunst?” op een plausibele manier kunnen beantwoorden. Wie ben ik om over kunst te oordelen? Zelf eminenties als Frans Boenders, Ernest Van Buynder, Marcel van Jole en de Vlaamse paus van de hedendaagse kunst, Jan Hoet, kunnen daar geen sluitend antwoord op geven, precies omdat kunstbeleving uiterst subjectief is.

Het kunstgebeuren in Latem en Deurle bloeit als nooit tevoren. Er zijn niet minder dan 114 inwoners die zich in één of andere kunstvorm, gaande van muziek, lyriek en poëzie, over toneel naar beeldende kunsten, willen uiten en daar in min- of meerdere mate ook in slagen.

Ik ga, als recensent, van het feit uit dat iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Niet alles wat voorgeschoteld wordt is kunst met “K”, maar de poging om daartoe bij te dragen is méér dan lovenswaardig.

De discussie over wat esthetisch verantwoord is, laat ik wijselijk in het midden.

Wel moet ik vaststellen dat de kunstenaars zélf heel makkelijk kritiek spuien over collegae en hun vaak onkunde of amateurisme verwijten. Dit fenomeen geldt zowat overal waar artistieke bedrijvigheid heerst. Kunstbeoefenaars kunnen hard zijn voor mekaar en nochtans is kunst de aller individueelste expressie van de aller individueelste emotie.

Deze misvatting over kunst ligt aan het feit dat de meeste denken dat een academische opleiding garant staat voor artisticiteit. Nochtans is het meestal zo dat artiesten die dat keurslijf van zich kunnen afschudden, die academische opleiding zonder enige schroom naast zich kunnen neerleggen en iets meer van zichzelf in hun werk leggen, méér dimensie geven aan hun oeuvre. Zij scheppen een totaal eigen wereld. Academisch geschoold zijn is niet altijd een waarborg om het waar te maken in een heel aparte wereld als die van de kunst, maar het kan een stevige basis zijn om door het aanwenden van een eigen ideeëngoed een vaste stek te veroveren op de hedendaagse kunstscene.

Precies het protectionisme en het blijven vasthouden aan de traditie van de zogenaamde Latemse School is een rem op de uitstraling en overbrenging van de hedendaagse kunst in Sint-Martens-Latem.

Het is nu eenmaal een feit dat de meeste hedendaagse kunstenaars – waar ook ter wereld – vandaag de dag niet aan hun trekken komen, maar vergeet niet dat Van de Woestyne, De Smet, Permeke, de Saedeleer en hun kompanen, tijdens hun actieve loopbaan ook die waardering niet hadden, die ze vandaag wel hebben. Toen was het werkelijk l’art pour lard. Hun kunstwerken werden – soms met tegenzin van de boer – geruild tegen spek, brood of eieren… Deze loutere, nuchtere vaststelling wordt door veel hedendaagse kunstenaars opzij geschoven.

Galerijhouders en kunsthandelaars houden zich vooral aan ronkende namen en hebben noch de moed, noch het kapitaal om te investeren in een naam die het nog moet maken. Ook de verzamelaar kreeg een andere visie. Meestal telt hij liever wat meer geld neer voor een minder werk van een grote signatuur, dan diezelfde som te spenderen aan het -misschien mooier ogend – oeuvre van een onbekende, nog niet gequoteerde artiest.

Wie er nu ongelijk heeft zal de tijd moeten uitwijzen.

Anderzijds is het ook zo dat vele van onze hedendaagse, regionale kunstenaars geen respect kunnen opbrengen voor het oeuvre van o.m. Jean-Michel Basquiat, Sam Francis, Karel Appel, Paul Klee, Cy Twombly, James Brown en, dichter bij ons, Jan Fabre, Panamarenko, Guillaume Bijl en Wim Delvoye of er zelfs nog nooit over gehoord hebben.

De meeste schilders uit de Leiestreek vinden het opportuun te blijven teren op de faam van hun voorgangers en steevast de figuratieve, neo-impressionistische of realistische weg te blijven bewandelen. Misschien hun goed recht, maar waar ligt het verschil tussen het professionalisme en het amateurisme? Zelfs een ongeoefend oog zal niet de minste moeite hebben om de kunstenaar met bagage te onderscheiden van de hobbyschilder, maar heeft die amateur daarom minder verdienste? Nee, maar die amateur moet dan wel de kritiek kunnen aanvaarden. Kunstenaar worden gaat niet van vandaag op morgen. Je moet je steeds weer bewijzen en streven naar maturiteit, zowel in techniek als thematiek. Kom naar buiten met je werk als je denkt daar klaar voor te zijn, maar wees in de eerste plaats héél kritisch voor jezelf en laat de anderen ongemoeid. Zelfkritiek siert de kunstenaar, maar dat hebben velen nog niet begrepen…

Toch neem ik het risico om met een selectie hedendaagse, plaatselijke kunstenaars, het kunstenaarsleven in Latem en Deurle op een eerlijke manier te schetsen.

Sint-Martens-Latem, lente 1998.

Albert-F. Haelemeersch

uit “Latemse Kunstenaars, de 5de generatie”